Naar aanleiding van veranderende wetgeving en de
vraag naar kinderopvang is op 19 juni 2001 de Notitie Kinderopvang vastgesteld.
De nieuwe wetgeving heeft voornamelijk betrekking op de financiering van
kindplaatsen in de kinderopvang, waarbij de ouders subsidie ontvangen waarmee
(met een eigen bijdrage of bijdrage van de werkgever) een kindplaats kan worden
gekocht. Geconstateerd is dat er in Zuideramstel een gemiddelde wachttijd van 9
maanden voor kinderopvang bestaat. Dit cijfer kan enigszins geflatteerd zijn
aangezien ouders hun kinderen vaak bij meerdere kinderopvangplaatsen
inschrijven. Ook verschilt het aantal dagdelen aan opvang die de ouders willen.
Waarschijnlijk ligt de wachttijd wat lager.
Om in een mogelijk groeiende behoefde aan ruimte voor kinderopvang te kunnen voorzien is voorgesteld om in de bestemmingsplannen kinderopvang onder alle verschillende bedrijvenfuncties, maar ook maatschappelijke functies mogelijk te maken. Dit is dan ook het uitgangspunt in dit bestemmingsplan.
2.4.4 Nota Woningvoorraad
2002 - 2010
Aanleiding
voor de Nota Woningvoorraad is de in juli 2001 door de Gemeente Amsterdam, de
stadsdelen, Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties en Huurdersvereniging
Amsterdam ondertekende Beleidsovereenkomst Wonen 2001-2002. Doel van de
overeenkomst is het op het gebied van prijs, grootte en kwaliteit beter laten
aansluiten van de woningvoorraad bij de woningbehoeften. Op stadsdeelniveau
worden de op centraal niveau gemaakte afspraken verder uitgewerkt. De nota
Woningvoorraad is daar het uitvloeisel van en is op 25 juni 2002 door de
Stadsdeelraad vastgesteld.
Beleidsuitgangspunten
voor de woningvoorraad in Zuideramstel zijn:
- Streven
naar gedifferentieerde wijken qua inkomens en huishoudensamenstelling. Daarbij
wordt gestreefd naar het bieden van voldoende woonruimte voor starters,
huishoudens met lage inkomens en huishoudens met kinderen;
- Er
wordt gestreefd naar het creëren van mogelijkheden voor ouderen om door te
kunnen stromen naar een woning nabij voorzieningen (voornamelijk in
Buitenveldert);
- Vestiging
van instellingen en voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs en
kinderopvang wordt gestimuleerd;
- Het
verbeteren van de kwaliteit van de woonomgeving;
- Minimaal
33% sociale huurwoningen in het stadsdeel;
- Ongeveer
500 grote woningen (groter dan 80 m²)
toevoegen aan de sociale huursector;
- Streven
naar 35% eigen woningbezit waarvan een groot gedeelte in het middensegment.
Om dit te bereiken zijn per buurt een aantal maatregelen geformuleerd.
De Prinses Irenebuurt is gebouwd na 1940 en wordt omschreven als een “gouden rand” met villa’s, eengezinswoningen en appartementen. In totaal zijn er 691 woningen, waarvan veel dure huur en eigen bezit. Het gebied heeft geen kernvoorraad plus of sociale huurwoningen. De woningbezetting is met 1,62 het laagste van het stadsdeel Zuideramstel. In de woningnota zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:
· Voor meer variatie in woningtypen per buurt zouden in deze buurt sociale woningen toegevoegd kunnen worden. Aangezien de grond- en woningprijzen erg hoog liggen lijkt dit niet echt realistisch.
·
De gemiddelde
woningbezetting is in de Prinses Irenebuurt erg laag en het aandeel grote
woningen erg groot.
Alleen door middel van doorstroming kunnen deze woningen beschikbaar komen voor
grotere huishoudens uit de hogere inkomensgroep. Wellicht kunnen mensen hier
gestimuleerd worden kamers te verhuren.
2.4.5 Nota Welstandsbeleid
Zuideramstel
Met het wijzigen van de Woningwet (naar
verwachting per januari 2003) wordt ten aanzien van welstandstoezicht meer
politieke verantwoordelijkheid bij het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel
gelegd. Tevens is bepaald dat gemeenten/stadsdelen binnen anderhalf jaar na de
inwerkingtreding van de nieuwe Woningwet een Welstandsnota dienen te hebben. In
deze nota staan inhoudelijke beleidsregels met betrekking tot de plaatsing en
het uiterlijk van nieuwe bouwwerken en beoordelingskaders ten aanzien van
welstand bij bestaande bouwwerken. De nota “De schoonheid van Amsterdam” van de
gemeente Amsterdam dient als kader waarbinnen het welstandsbeleid wordt
ontwikkeld.
naar
pag. 9