Bezoekadres
Stadhuis, Amstel 1
1011 PN  AMSTERDAM

Postbus 202

1000AE AMSTERDAM

Telefoon 0205529111

Fax 020-552 2402

Teksttelefoon 020 552 9876

www.amsterdam.nl

Amsterdam

Bestuursdienst

Directie Juridische Zaken


                                                                                        Retouradres: Postbus 202, 1000 AE AMSTERDAM

AANTEKENEN

Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten &

notarissen

t.a.v. mr. F.C.S. Warendorf

Postbus 11756
2502 AT 'S-GRAVENHAGE


 

Datum     22 december 2004

Ons Kenmerk   BZ.1.04.0063.001 / DJZ

Uw Kenmerk

Behandeld door   mevrouw K. Tetar

Doorkiesnummer

E-mail

 

Onderwerp   Besluit op bezwaar


                                                         Geachte heer Warendorf,

Naar aanleiding van het door Vereniging Beethovenstraat-Parnassusweg op 23 juli 2004 ingediende bezwaarschrift, gericht tegen ons besluit van 22 maart 2004, delen wij u mede dat wij, conform het advies van de bezwaarschriftencommissie, hebben besloten dit bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

Voor de motivering van onze beslissing verwijzen wij u naar bijgevoegd advies van de bezwaarschriftencommissie. Wij hebben dit advies overgenomen en ten grondslag gelegd aan onze beslissing.

Ingevolge het bepaalde in art. 8:1 Awb kunt u tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank. De termijn hiervoor bedraagt zes weken. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de bijlage.

Hoogachtend,

Burgemeester en Wethouders,

namens deze,

de directeur Juridische Zaken,

Het stadhuis is bereikbaar per metro en tram (lijnen 9 en 14), halte Waterlooplein


                       BZ 1.04.0063.001

Advies van de bezwaarschriftencommissie naar aanleiding van het bezwaarschrift ingediend door mevrouw J.E. Shaya en mevrouw L.D.M. Meurs, namens Vereniging Beethovenstraat-Parnassusweg, gedateerd 23 juli 2004, gericht tegen het besluit van burgemeester en wethouders van 22 maart 2004, namens deze genomen door de directeur van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht, inhoudende het akkoord gaan met het aanbrengen van een reclame-uiting aan de gevel van het gebouw Gustav Mahlerlaan 8.

Aan burgemeester en wethouders,

1.        Inleiding

Op 20 februari 2004 heeft de heer Van der Schoot een aanvraag reclamemelding ingediend voor het hoofdkantoor ABN AMRO aan de Gustav Mahlerlaan 8.

Op 22 maart 2004 heeft de directeur van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht, namens u, besloten om akkoord te gaan met het aanbrengen van de reclame-uiting aan de gevel van het gebouw Gustav Mahlerlaan 8.

Op 23 juli 2004 hebben mevrouw J.E. Shaya en mevrouw J.D.M. Meurs, namens de Vereniging Beethovenstraat-Parnassusweg (hierna: bezwaarden) een bezwaarschrift ingediend tegen uw besluit van 22 maart 2004.

Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft op 5 oktober 2004 een hoorzitting conform artikel 7:2 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb) plaatsgevonden. Een verslag van deze hoorzitting is aan dit advies gehecht.

2.        Ontvankelijkheid

Alvorens de bezwaarschriftencommissie (hierna: commissie) inhoudelijk op de geuite bezwaren ingaat, dient zij de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift te beoordelen.

Op 22 maart 2004 heeft u het bestreden besluit genomen. Het bezwaarschrift is gedateerd op 23 juli 2004. Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de termijn om een bezwaarschrift in te dienen aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. De wijze van bekendmaking van het bestreden besluit is voorgeschreven in artikel 3:41 van de Awb. Bekendmaking geschiedt in dit geval door toezending van het besluit aan de melder de reclame-uiting. Dit is gebeurd op 22 maart 2004. De termijn voor het indienen van bezwaar begon derhalve te lopen op 23 maart 2004. Gelet op artikel 6:7 van de Awb eindigde deze termijn op 3 mei 2004. Het bezwaarschrift is derhalve niet tijdig ingediend.

Bekeken dient te worden of er aanleiding is om in het onderhavige geval te oordelen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, op grond waarvan redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat bezwaarde in verzuim is geweest ten aanzien van de wettelijke termijn voor het indienen van het bezwaarschrift. Op 2 december 2002 heeft de heer Van der Schoot, namens de ABN AMRO, een bouwvergunning aangevraagd voor het plaatsen van reclame-uiting (W1/0345-2002). Op 22 december 2002 hebben bezwaarden in dit kader een zienswijze ingediend. De vergunning is op 13 juni 2003, na aanpassing van het ontwerp verleend.

Vervolgens heeft de heer Van der Schoot, namens de ABN AMRO een melding van een reclame-uiting ingediend. Deze melding is niet gepubliceerd, aangezien dit niet gebruikelijk is bij reclameaanmeldingen. Bezwaarden waren dus niet op de hoogte van de melding en het akkoord hiermee.

Nu beide vergunningen nauw met elkaar samenhangen hadden bezwaarden op de hoogte moeten worden gesteld. De Dienst Milieu en Bouwtoezicht was bekend met de bezwaren, aangezien bewaarden hun zienswijze op 22 december 2002 hebben ingediend. Volgens de commissie is er sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding in de zin van artikel 6:11 van de Awb.

3.        Bezwaren

Volgens bezwaarden past de reclame-uiting niet in het ontwerp van het gebouw. Bezwaarden zijn van mening dat:

         De reclame-uiting afbreuk doet aan de sprekende architectuur van het gebouw;

         De reclame-uiting afbreuk doet aan de kwaliteit van de openbare ruimte;

         De reclame-uiting ontsierend is voor het stadsbeeld;

         De reclame-uiting niet energiezuinig is.

4.         Juridisch kader

In artikel 8.4, eerste lid, juncto tweede lid, onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) is, voor zover hier van belang, bepaald dat het een rechthebbende op een onroerende zaak verboden is deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van reclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een ander voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is, en die niet toelaatbaar is omdat deze naar het oordeel van Burgmeester en Wethouders ontsierend is voor het stadsbeeld of afbreuk doet aan de kwaliteit van de openbare ruimte.

Artikel 8.4, derde lid, van de APV bepaalt dat handelsreclame in ieder geval niet in strijd wordt geacht met het bepaalde in het eerste en tweede lid, onder a, indien: a) aan Burgemeester en Wethouders door of vanwege de rechthebbende schriftelijk en met inachtneming van de vereisten als bedoeld in het vierde lid, van het voomemen tot het aanbrengen van handelsreclame kennis is gegeven, en b) deze niet binnen vijf weken na de dag waarop zij deze melding hebben ontvangen, aan de melder hebben bekendgemaakt dat de handelsreclame in strijd is met het bepaalde in het tweede lid, onder a, dan wel slechts toelaatbaar is voor een beperkte termijn.

In artikel 8.4, vierde lid, van de APV is bepaald dat Burgemeester en Wethouders richtlijnen vaststellen ten aanzien van het bepaalde in het tweede lid, onder a, inhoudende nadere kwalitatieve toetsingcriteria voor reclame, zowel per gebied als per type object.

Artikel 40, eerste lid, juncto artikel 45, eerste lid onder b, van de Woningwet luidt samengevat, voorzover van belang, als volgt: Het is verboden een bouwwerk, bestemd om in een tijdelijke behoefte, niet zijnde bewoning te voorzien, te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders.

5.        Overwegingen

Op grond van artikel 8.4, vierde lid, van de APV stellen Burgemeester en Wethouders richtlijnen, inhoudende nadere kwalitatieve toetsingscriteria voor reclame ten aanzien van reclame dat niet toelaatbaar is, omdat het ontsierend is voor het stadsbeeld en afbreuk doet aan de kwaliteit van de openbare orde. De commissie merkt op dat er op dit moment geen separate richtlijnen over kwalitatieve toetsingscriteria voor reclame beschikbaar zijn.

Uit artikel 8.4 van de APV volgt dat in het geval van voornemen tot het aanbrengen van een reclame-uiting op een onroerend zaak, dit schriftelijk gemeld kan worden aan Burgemeester en Wethouders. B&W leggen de melding, alvorens over de toelaatbaarheid van de betrokken reclame-uiting te oordelen, voor aan de Commissie voor Welstand en Monumenten.

Bij de beoordeling over de toelaatbaarheid van de reclame-uiting aan de Gustav Mahlerlaan 8 is gebruik gemaakt van het beoordelingskader en criteria vervat in de Welstandsnota grootstedelijke gebieden en projecten. De welstandscommissie heeft zich twee keer uitgesproken over de reclame-uiting. In het eerste advies geeft zij aan dat zij de reclame-uiting slechts aanvaardbaar acht wanneer het logo wordt ingelegd in de gevel. Met deze voorwaarde is de bouwvergunning verleend en is met de reclame-uiting akkoord gegaan. In haar laatste advies is zij van mening dat er geen sprake is van ontsierende reclame-uiting.

Ook bij de heer P. de Bruijn, stadsontwerper en supervisor van de Zuidas, is advies ingewonnen over de toelaatbaarheid van de reclame-uiting. In de notitie Openbare Ruimte, ontwerp in hoofdlijnen voor de Zuidas, staat vermeld dat te opzichtige reclame of reclame haaks op de gevel niet is toegestaan. Reclame boven de gevel en gebouwaanduidingen en naamgeving aan of op gevels worden alleen met toestemming van de stadsontwerper toegestaan. Op 3 maart 2004 tekent de heer P. de Bruijn akkoord met het plaatsen van het logo en de letters.

U heeft geen aanleiding gezien af te wijken van de beide adviezen van de commissie voor Welstand en Monumenten en het advies van de stadsontwerper c.q. supervisor van de Zuidas en u heeft geoordeeld dat de reclame-uiting toelaatbaar is. Door bezwaarde zijn geen argumenten aangedragen die maken dat in dit geval zou moeten worden afgeweken van dat advies; zulke feiten en omstandigheden zijn de commissie ook anderszins niet bekend.

De commissie is van oordeel dat u terecht het advies van de welstandscommissie heeft gevolgd.

Ten aanzien van het bezwaar dat de reclame-uiting niet energie zuinig is, merkt de commissie het volgende op. Ingevolge artikel 8.4, tweede lid, van de APV is reclame niet toelaatbaar, indien deze het naar het oordeel van Burgmeester en Wethouders ontsierend is voor het stadsbeeld of afbreuk doet aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Het criterium energiezuinig behoort derhalve niet tot het toetsingkader van Burgemeester en Wethouders om te oordelen of reclame toelaatbaar is.

6. Conclusie en advies

Gelet op het bovenstaande is de commissie van mening dat het bestreden besluit door u op goede gronden is genomen. De commissie adviseert u derhalve het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

Amsterdam, 8 december 2004

mr. P. Oosterlaken
voorzitter

Mw. D.J. Tetar
secretaris