Vereniging Beethovenstraat-Parnassusweg

Henriëtte Bosmansstraat 53

1077 XG  Amsterdam

www.irenebuurt.nl

 

 

 

 

 

Burgemeester en Wethouders van Amsterdam

Afdeling AB/JZ

Postbus 202

1000 AE  Amsterdam

 

 

 

Amsterdam, 23 juli 2004

 

 

 

BEZWAARSCHRIFT

 

 

Geacht College,

 

Uw ref. W22/0010 2004

 

Hierbij maken wij bezwaar tegen uw besluit van 22 maart 2004, nr. W22/0010 2004, waarbij u akkoord bent gegaan met het aanbrengen van een reclame-uiting aan de gevel van het gebouw aan de Gustav Mahlerlaan 8 te Amsterdam (hoofdkantoor ABN AMRO Bank N.V.).

 

Ontvankelijkheid

 

Het betreft hier een lichtreclame op de noordgevel van het hoofdkantoor van ABN AMRO Bank N.V. aan de Zuidas, bestaande uit het logo van de bank met daarnaast de bedrijfsnaam. Een eerdere aanvraag voor een dergelijke reclame-uiting, bouwaanvraag met nummer W1/0345-2002, is afgewezen nadat wij op 22 december 2002 onze zienswijze (bijlage) hadden ingediend. Er is vervolgens door ABN AMRO een nieuw voorstel ingediend, waarbij overeenkomstig het voorstel van de supervisor van de Zuidas, de heer P. de Bruijn, alleen een logo zou worden geplaatst dat op dezelfde manier zou worden ingelegd als het bestaande logo op de westgevel. Voor dit aangepaste voorstel is op 13 juni 2003 bouwvergunning verleend, zo vernamen wij vorige zomer. Wij verkeerden in de veronderstelling dat dit logo zou worden aangebracht toen wij in de periode mei-begin juli 2004 steigerwerk tegen de noordgevel van het gebouw waarnamen. Deze week is echter gebleken dat toch ook de bedrijfsnaam in grote verlichte letters is aangebracht. Op 20 juli jl. is ons bestuurslid mevrouw Meurs bij de Dienst Milieu en Bouwtoezicht langs geweest teneinde na te gaan of hiervoor een bouwvergunning was aangevraagd en verleend. Uit de stukken in het dossier van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht bleek dat op 23 februari 2004 een melding van ABN AMRO Bank N.V. was ontvangen door de Dienst Milieu en Bouwtoezicht en dat hierop bij het bestreden besluit van 22 maart 2004 positief is beslist. Van een en ander waren wij niet op de hoogte. Er heeft voor zover wij weten geen terinzagelegging plaatsgevonden. Gelet hierop kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat wij in verzuim zijn door het bezwaarschrift na afloop van de termijn van zes weken in te dienen. Op grond van art. 6:11 Awb dient niet-ontvankelijkverklaring achterwege te blijven.

 

Bezwaren

 

Het huidige ontwerp komt nagenoeg overeen met het ontwerp dat in eerste instantie was ingediend en dat is afgekeurd door de supervisor Zuidas. Het enige verschil is dat het logo en de letters nu zijn ingefreesd. Wat betreft uitstraling en het aanzien van de reclame-uiting maakt dit echter geen enkel verschil. Wij onderschrijven het standpunt van de supervisor dat de gebouwen in de Zuidas niet dienen als dragers van reclame-uitingen. De reclame-uiting waarmee nu akkoord is gegaan, past bovendien niet in het ontwerp van het gebouw en voor zover wij weten is hierover ook geen overleg geweest met de architect van het gebouw, Henry N. Cobb van het kantoor Pei Cobb Freed & Partners in New York.

 

Wij verwijzen voorts naar onze reeds vermelde zienswijze tegen bouwaanvraag met nummer W1/0345-2002. Wij verzoeken u de inhoud daarvan als hier herhaald en ingelast te beschouwen. In deze zienswijze hebben wij er onder meer op gewezen dat in het Ontwerp op hoofdlijnen voor de openbare ruimte in de Zuidas, vastgesteld door uw college in februari 2002, als uitgangspunt is vastgelegd dat commerciële reclame in het Zuidasgebied  aan banden wordt gelegd.

 

Naar onze mening is deze reclame-uiting, geplaatst in de belangrijke as van Berlage, ontsierend voor het stadsbeeld en doet deze afbreuk aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Ten behoeve van de nadere invulling van deze bezwaargrond verzoeken wij u om toezending van de krachtens art. 8.4 lid 4 APV 1994 vastgestelde richtlijnen, inhoudende nadere kwalitatieve toetsingscriteria voor reclame, zowel per gebied als per type object.

 

Wij menen voorts dat geen zorgvuldige voorbereiding van het besluit heeft plaatsgevonden, aangezien wij niet in de gelegenheid zijn gesteld om onze zienswijze naar voren te brengen, terwijl voor u duidelijk was althans behoorde te zijn dat wij met deze aanvraag grote problemen zouden hebben. Een behoorlijke belangenafweging heeft niet plaatsgevonden.

 

Conclusie

 

Wij verzoeken u onze bezwaren gegrond te verklaren en het bestreden besluit te vernietigen.

 

Hoogachtend,

 

 

 

 

J.E. Shaya                                       J.D.M. Meurs

voorzitter