Vereniging Vrienden van het Beatrixpark

Secretariaat:
Willem Pijperstraat 35
1 077 XL Amsterdam

 

                                                 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
                                                 Postbus 20019
                                                 2500 EA Den Haag

                                                 

                                                 Amsterdam, 16 maart 2007

BEROEPSCHRIFT

Betreft: goedkeuring bestemmingsplan Prinses Irenebuurt en omgeving

Hierbij stellen wij beroep in tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 20 februari 2007, verzonden 22 februari 2007, kenmerk 2007-8507, houdende goedkeuring van het bestemmingsplan Prinses Irenebuurt en omgeving. Een kopie van het besluit is bijgevoegd (bijlage 1). Het besluit is ter inzage gelegd bij de informatiebalies van stadsdeel Zuideramstel vanaf 8 maart 2007. Wij kunnen ons met dit besluit en de gronden waarop het berust niet verenigen.

NB: In het bestreden besluit is vermeld dat het bestemmingsplan Prinses Irenestraat en omgeving wordt goedgekeurd. Het gaat echter om het bestemmingsplan Prinses Irenebuurt en omgeving, zoals dat op 4 juli 2006 door de stadsdeelraad van stadsdeel Zuideramstel is vastgesteld. Zie ook de publicatie met betrekking tot de terinzagelegging in het Amsterdams Stadsblad van 7 maart 2007. Een kopie van deze publicatie is bijgevoegd (bijlage 2).

Een kopie van onze statuten en een recent uittreksel Kamer van Koophandel treft u hierbij aan (bijlagen 3 en 4).

GRONDEN VAN HET BEROEP

1. Procedureel

Verslag hoorzitting

Ten eerste wijzen wij op het late tijdstip van toezending van het verslag van de hoorzitting van 15 januari 2007. Dit verslag is ons pas toegezonden meer dan een week nadat het bestreden besluit was genomen, te weten bij brief van 28 februari 2007. Hierdoor was het niet mogelijk om verweerder te wijzen op de onjuiste weergave in het verslag van hetgeen door ons naar voren is gebracht.

In het verslag is opgenomen dat in de eerste termijn naar voren zou zijn gebracht dat bij de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen plankaart aanwezig was. Dit is niet juist. Aangevoerd is dat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp­ bestemmingsplan de kaart houdende de grenswijziging tussen stadsdelen Oud-Zuid en Zuideramstel niet op het stadsdeelkantoor aanwezig was en dat het voor ons dus niet eens mogelijk zou zijn geweest om de noordoostelijke begrenzing van de plankaart te controleren en op dit punt een zienswijze in te dienen. Dit was eerst mogelijk nadat de kaart na veel moeite was verkregen, zoals uiteengezet in punt 6 van de overgelegde aantekeningen.

Doordat ons de gelegenheid is ontnomen verweerder tijdig te wijzen op de fout in het verslag, heeft verweerder in strijd gehandeld met het bepaalde in art. 3:2 Awb. Vgl. ABRvS 12 juni 1997, nr. E0496/0235, JB 1997,188.

Geen zelfstandige beoordeling

Ten tweede wijzen wij op het volgende. De Amsterdamse Planologische Commissie heeft het verweer van stadsdeel Zuideramstel letterlijk en kritiekloos overgenomen. Van een zelfstandige beoordeling door deze planologische commissie is kennelijk geen sprake geweest. Ook verweerder heeft slechts overgenomen hetgeen de genoemde commissie in navolging van het stadsdeel omtrent de ontvankelijkheid van de bedenkingen heeft opgemerkt. Van een zelfstandige en onpartijdige beoordeling door verweerder als bedoeld in art. 28 Wet op de Ruimtelijke Ordening is geen sprake geweest. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet gereageerd op ons betoog over de ontvankelijkheid van de bedenkingen, zoals naar voren gebracht op de hoorzitting, hetgeen eveneens een aanwijzing is dat de hoorzitting voor verweerder louter een procedurele kwestie was en dat de beslissing al bij voorbaat vaststond.

Een en ander is in strijd met het bepaalde in art. 3:46 Awb. Gelet hierop kan het bestreden besluit niet in stand blijven.

2. Materieel

Ontvankelijkheid

Naar onze mening zijn de bedenkingen ontvankelijk omdat wij al in de zienswijze de begrenzing van het park (met het grootstedelijk gebied Zuidas) aan de orde hadden gesteld en tevens als zienswijze hadden opgemerkt dat de plankaart een omissie bevatte doordat de grens van de monumentenstatus niet was ingetekend. Het was daarnaast redelijkerwijze niet mogelijk om de bedenkingen als zienswijze in te dienen.

Zoals uiteengezet in de door ons tijdens de hoorzitting van 15 januari 2007 overgelegde aantekeningen was op de plankaart behorende bij het ter inzage gelegde ontwerp-bestemmingsplan de grens van de toegekende monumentenstatus niet ingetekend. Hoe deze grens precies verliep was niet duidelijk omdat ook bij het besluit houdende toekenning van de monumentenstatus (bijlage 5) geen kaart was gevoegd. Het enige dat vaststond was dat het monumentale gebied aan de noordoostzijde grenst aan stadsdeel Oud-Zuid. Wij waren echter niet in het bezit van de kaart waarop de grens met stadsdeel Oud-Zuid is weergegeven, te weten de kaart behorende bij het besluit van de gemeenteraad, nr. 368 d.d. 8 juli 1998 met onderwerp Grenswijziging tussen de stadsdelen Zuid/De Pijp (Amsterdam Oud-Zuid) en Rivierenbuurt/Buitenveldert (Zuideramstel).

Eerst nadat de grens van het monumentale deel op de plankaart was ingetekend, kon redelijkerwijze van ons worden verlangd dat zou worden opgemerkt dat de grenzen in de noordoosthoek van het plangebied, gelet op de kaart met betrekking tot de grenswijziging, onjuist waren ingetekend. Immers, door de intekening van de grens van de monumentenstatus ter hoogte van Diepenbrockstraat 9 viel op dat deze grens niet gelijk liep met de op de plankaart aangegeven grens met stadsdeel Oud-Zuid. Toen, dat wil zeggen nadat met veel moeite de meergenoemde kaart met betrekking tot de grenswijziging was verkregen, is aan het licht gekomen dat stadsdeel Zuideramstel in de noordoosthoek van het plangebied meer grond had toegevoegd dan binnen de stadsdeelgrenzen ligt en dus grondgebied van stadsdeel Oud-Zuid had bestemd.

Gezien het vorenstaande zijn de bedenkingen ten onrechte buiten beschouwing gelaten.

Stadsdeel onbevoegd

De bedenkingen hadden verweerder aanleiding moeten geven tot onthouding van goedkeuring aan het bestemmingsplan, aangezien het bestemmingsplan gronden omvat waarover het stadsdeel geen bestuurlijke zeggenschap heeft.

Bovendien is een bevoegdheidskwestie als de onderhavige van openbare orde en had verweerder ook ambtshalve goedkeuring aan het bestemmingsplan dienen te onthouden.

3. Conclusie

Op voormelde gronden, zonodig in de loop van deze procedure nog nader aan te vullen en toe te lichten, vragen wij u:

a. het beroep gegrond te verklaren;
b. het thans bestreden besluit te vernietigen voor zover dit betrekking heeft op de onderdelen van het bestemmingsplan waarop de gronden van dit beroep zien, en te bepalen dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen, dan wel dienovereenkomstig zelf in de zaak te voorzien;
c. verweerder in de kosten ex artt. 8:74 en 8:75 Awb te veroordelen.

Hoogachtend,

H.Th.C. Munniksma,                      F.C.S. Warendorf,
voorzitter                                        bestuurslid