DAGVAARDING

 

Heden, de                                               tweeduizenddrie, ten verzoeke van

 

1.                 De Vereniging Beethovenstraat/Parnassusweg, gevestigd te H. Bosmansstr. 53;

2.                 Vereniging van Eigenaren Neptunus, gevestigd te J. Worpstr. 47-2;

3.                 De heer Hendrikus Johannes Antonius Schröder, Pr. Marijkestr. 52;

4.                 De heer Mr. Gert Mosler, Pr. Marijkestr. 5;

5.                 De heer Tjeerd Eernstman, W. Pijperstr. 73;

6.                 De heer Gerard Dirk Heij, Pr. Margrietstr. 19;

7.                 De heer Dirk van Mourik, H. Bosmansstr. 24;

8.                 Mevrouw Hanna Maria Mongard, W. Pijperstr. 73;

9.                 De heer Michel Jozef Willem Marie Mutsaerts, H. Bosmansstr. 32;

10.                        De heer Philip Trudus Noordervliet, Pr. Marijkestr. 29;

11.                        Mevrouw Heleen Carolien van den Berge, Pr. Marijkestr. 24;

12.                        Mevrouw Marleen Brummelkamp, Pr. Irenestr. 60;

13.                        De heer Augustinus Johannes Gijswijt, Pr. Marijkestr. 42;

14.                        De heer Robert Sylvain Kahn, Pr. Marijkestr. 19;

15.                        Mevrouw Betty Sophie Kahn, Pr. Marijkestr. 19;

16.                        De heer Jan Geert Wichers Hoeth, Pr. Marijkestr. 4;

17.                        De heer Jules Robert Hesse, Pr. Irenestr. 60;

18.                        De heer Jelle Huite Jacobus Keij, Pr. Marijkestr. 23;

19.                        De heer Abraham Deen, D. Schaferstr. 63;

20.                        De heer Israel Woudstra, H. Bosmansstr. 27;

21.                        Mevrouw Henriëtte Louise van der Veen, W. Pijperstr. 66;

22.                        Mevrouw Geerte Rozemarijn Jeanette Mazeland, H. Bosmansstr. 58;

23.                        Mevrouw Wilhelmy Antonette van Driel, W. Pijperstr. 70;

24.                        De heer Henk Ruedelsheim, W. Pijperstr. 11;

25.                        De heer Rudolf Spiegel, W. Pijperstr. 7;

26.                        De heer Geert Jan Vernooy, W. Pijperstr. 75;

27.                        De heer Johannes Anthonius Jacobus Luycks, W. Pijperstr. 74;

28.                        De heer Ocko Gerardus Smit, Pr. Marijkestr. 34;

29.                        De heer Hendrik Leendert Johan van den Brink, Beethovenstr. 186;

30.                        De heer Willem Hugo Hintzen, Beethovenstr. 127;

31.                        Mevrouw Maria Johanna Petronella van Spreeuwel, H. Bosmansstr. 54;

32.                        Mevrouw Maria Aleida Enthoven-Elias, H. Bosmansstr. 48;

33.                        Mevrouw Maria Margaretha Helena Lewis, H. Bosmansstr. 24;

34.                        Mevrouw Gabriëlle Hurwitz, Pr. Margrietstraat 14;

35.                        Mevrouw Hélène Maria Swiersta, Parnassusweg 115;

36.                        Mevrouw Nanette Marie van Halm, Parnassusweg 111;

37.                        Mevrouw Helene Joan den Dulk, C. van Renesstraat 1;

38.                        De heer Jef Nassenstein, Minervalaan 113;

39.                        Mevrouw Nicole van Gelder, C. Dopperkade 5-6A;

40.                        De heer Jacobus Cornelis Johannes Leyten, C. Dopperkade 5-6;

41.                        De heer René Duursma, Pr. Marijkestraat 18;

42.                        De heer Egbert Hendrik Dik Willems, H. Bosmansstr. 34;

43.                        Mevrouw Aaltje Bijlmer-Antons, C. van Renesstraat 7 en

44.                        Mevrouw Johanna Cohen De Lara-De Jong, C. van Renesstraat 9

 

allen wonende dan wel gevestigd te Amsterdam in stadsdeel Zuideramstel te dezer zake domicilie kiezende te Amsterdam, aan het adres Herengracht 425 - 429, 1017 BR Amsterdam ten kantore van Wieringa Advocaten, van welk kantoor mr. S. Levelt als advocaat en procureur optreedt,

heb ik

 

GEDAGVAARD:

 

de publiekrechtelijke rechtspersoon DE GEMEENTE AMSTERDAM daar zetelend in het stadhuis aan de Amstel 1 te (1000 AE) Amsterdam, aldaar mijn exploot doende, sprekende met en afschrift dezes latende

 

OM:

 

op woensdag, de 14 mei tweeduizenddrie, des morgens te 10.00 uur, vertegenwoordigd door een procureur te verschijnen ter terechtzitting van de Rechtbank te Amsterdam, welke zitting gehouden zal worden in een van de zalen van het justitiacomplex aan Parnassusweg 220, 1076 AV te Amsterdam,

 

MET UITDRUKKELIJKE VERMELDING:

 

·       Gedaagde dient vertegenwoordigd door een procureur in het geding te verschijnen (79 Rv);

·       Indien de gedaagde niet in het geding verschijnt, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, verleent de rechter verstek tegen hem en wijst de vorderingen toe, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomen (139 Rv).

 

TENEINDE:

 

tegen zich te horen eisen als volgt:

 

1.    Voor de Prinses Irenebuurt geldt sinds 20 januari 1986 een bijzondere parkeerregeling. Deze is tot stand gekomen met het oog op de parkeeroverlast die ten gevolge van de komst van het World Trade Centre (verder WTC) zou ontstaan. 

 

2.    Uit de navolgende stukken, die als producties zullen worden ingediend, blijken de achtergrond waartegen en de afspraken die in dat kader zijn gemaakt;

o      Productie 1: uitspraak van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State d.d. 29 april 1982 naar aanleiding van de beroepen van omwonenden tegen de door Gedeputeerde Staten afgegeven verklaring van geen bezwaar voor het oprichten van het WTC, waarin zij aangeeft de toezegging van het gemeentebestuur van Amsterdam tijdens de behandeling van de artikel 19-procedure voor het WTC, dat bij het gereedkomen van het WTC voor de woonwijk een parkeerreguleringssysteem effectief zal zijn, van groot belang te achten. Uit de uitspraak blijkt wederom het grote gewicht dat Gedeputeerde Staten aan deze toezegging heeft gehecht.

o      Productie 2: goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland d.d. 11 januari 1983 tot gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan “Prinses Irenestraat e.o.”

o      Productie 3: brief van de Wethouder voor het Verkeer en Vervoer, M.B. van der Vlis d.d. 26 januari 1983 aan het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam. Hierin wordt ten eerste verwezen naar de brief van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam d.d. 20 mei 1980 aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland waarin het College aangeeft besloten te hebben zodanige parkeermaatregelen te treffen dat de garantie bestaat dat de parkeeroverlast zoveel als mogelijk wordt beperkt. Daarnaast presenteert hij de uitgangspunten betreffende een parkeerreguleringssysteem dat de beperkende parkeeroverlast moet waarborgen.

o      Productie 4: agendapunt voor de vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 1 februari 1983 om akkoord te gaan met het invoeren van belanghebbendenparkeren in de Prinses Irenebuurt en dit te financieren uit de exploitatie van de grond van het WTC. Bij besluit van 15 maart 1983 heeft het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam ingestemd met deze bijzondere parkeerregulering

o      Productie 5: pleitnota van de gemeente Amsterdam ten behoeve van de bodemprocedure bij de Afdeling  rechtspraak van de Raad van State met betrekking tot de bouwvergunning voor het WTC d.d. 28 april 1983. Op bladzijde 4 wordt gewezen op het belang dat Gedeputeerde Staten heeft gehecht aan de toezegging van het gemeentebestuur van Amsterdam parkeerregulerende maatregelen te treffen en de vorm waarover overeenstemming is bereikt, belanghebbendenparkeren, wordt toegelicht

o      Productie 6: uitspraak van de Raad van State d.d. 9 juni 1983 waarin de beroepen tegen de verleende bouwvergunning voor het WTC worden verworpen. Er wordt verwezen naar de overeenstemming die is bereikt over de toegezegde parkeerregulerende maatregelen.

o      Productie 7: verslag van de hoorzitting betreffende de parkeerregulerende maatregelen bij de Prinses-Irenestraat e.o. d.d. 6 oktober 1983. Met de invoering van het belanghebbendenparkeren lost de gemeente de belofte die zij tijdens de totstandkoming van het bestemmingsplan waarbinnen het WTC gelegen is, heeft gedaan.

o      Productie 8: brief van de gemeente Amsterdam d.d. 13 oktober 1983 aan de voorzitter van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland inzake de beroepschriften tegen het besluit van Gedeputeerde Staten tot gedeeltelijke goedkeuring van het bestemmingsplan Prinses Irenebuurt e.o.. In deze brief wordt door de gemeente gewezen op het feit dat de parkeeroverlast door de gemeente zal worden bestreden door middel van een variant van het belanghebbendenparkeren. Er wordt een toelichting gegeven op deze wijze van parkeerregulering.

o      Productie 9: brief van de gemeente aan omwonenden d.d. 14 januari 1986 dat met ingang van 20 januari 1986 parkeren voor belanghebbenden zal gelden en hoe deze vorm van parkeerregulering eruit zal komen te zien.

o      Productie 10: een gedeelte van het Koninklijk Besluit d.d. 20 juni 1986, betreffende de beschikking op het beroep tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 11 januari 1986. Op bladzijde 11 wordt nog eens de nadruk gelegd op het feit dat met name de toezegging  voor Gedeputeerde Staten van Noord-Holland aanleiding is geweest om de verklaring van geen bezwaar voor het bouwplan WTC af te geven.

o      Productie 11: de Parkeerverordening 2002

o      Productie 12: de beslissing op de bezwaarschriften tegen de beperking van de duur van de parkeervergunning tot slechts één jaar in plaats van de afgesproken twee jaar en tegen het uitwerkingsbesluit parkeren stadsdeel Zuideramstel 2002, waarin niet is voorzien in de aanwijzing van de Prinses Irenebuurt voor belanghebbendenparkeren. Het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel ZuiderAmstel stelt zich op het standpunt dat, aangezien ze niet mogen afwijken van de regels en voorschriften uit de centrale Parkeerverordening van de gemeente Amsterdam, het stadsdeel niet in de gelegenheid is om de bijzondere parkeerregeling te handhaven. Daarnaast worden de bezwaren van eisers tegen het Uitwerkingsbesluit parkeren Zuideramstel, waarin niet is voorzien in de bijzondere parkeerregeling, niet-ontvankelijk verklaard.

 

3.    Het stadsdeel ZuiderAmstel is voornemens de bijzondere parkeerregeling af te schaffen ondanks het feit dat het WTC aanzienlijk is uitgebreid en in de omgeving ervan uitgebreide kantoorbebouwing heeft plaatsgevonden en nog steeds plaats vindt. Volgens het stadsdeel heeft zij daarin geen keuze daar de Parkeerverordening 2002 niet zou voorzien in de mogelijkheid deze regeling te handhaven.

 

4.    Door de afschaffing van de bijzondere parkeerregeling handelt de gemeente Amsterdam (verder de gemeente) volgens eisers in strijd met het recht. Eisers hebben de gemeente derhalve op 20 maart jl. gesommeerd om te bevestigen dat de bestaande parkeerregeling wordt gehandhaafd. Deze sommatie zal als productie 13 in het geding worden gebracht en dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

 

Nakoming van parkeren voor belanghebbenden

5.    Uit het voorgaande blijkt, dat  het gemeentebestuur van Amsterdam aan eisers de garantie heeft gegeven dat de parkeeroverlast in de Prinses Irenebuurt ten gevolge van het WTC c.a. zoveel als mogelijk zal worden beperkt. Er is overeenstemming bereikt over de wijze waarop deze garantie wordt nageleefd en wel door middel van de thans geldende parkeerregeling.

 

6.    De gemeente is ter zake niet alleen gebonden jegens de bewoners van de Prinses Irenebuurt e.o. die ten tijde van het bereiken van de overeenstemming reeds in deze buurt woonden. Ook jegens de bewoners die nadien in de buurt zijn komen wonen, is de gemeente gebonden. De rechten die in het geding zijn staan immers in zodanig verband met de woningen in deze buurt, dat deze zijn overgegaan op de rechtsverkrijgers van deze woningen onder bijzondere titel.

 

7.    Daar zich bovendien in casu geen onvoorziene omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat eisers naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mogen verwachten, kan de gemeente zich volgens vaste rechtspraak niet onttrekken aan de hieruit voortvloeiende verplichtingen.

 

8.    De gemeente dient derhalve de door haar afgegeven garantie na te komen en de parkeerregeling te handhaven, bij gebreke waarvan zij onrechtmatig handelt jegens hen die thans recht hebben op de bestaande parkeerregeling.

 

Onrechtmatige overheidsdaad

9.    De Hoge Raad heeft in het landbouwvliegers-arrest (HR 16 mei 1986, NJ 1987/251) uitgemaakt dat:

 

“geen rechtsregel eraan in de weg staat dat de rechter een zodanig, niet door de formele wetgever gegeven voorschrift onverbindend en in verband daarmee de vaststelling en uitvoering daarvan onrechtmatig kan oordelen op de grond dat sprake is van willekeur in dier voege dat het desbetreffende overheidsorgaan, in aanmerking genomen de belangen die aan dit orgaan ten tijde van de totstandbrenging van het (…) besluit bekend waren of behoorden te zijn, in redelijkheid niet tot het desbetreffende voorschrift is kunnen komen. “

 

10.                       Volgens de gemeente staat de Parkeerverordening 2002 in de weg aan handhaving van de bijzondere parkeerregeling. Zij had in redelijkheid de Parkeerverordening 2002 niet kunnen vaststellen voor zover deze niet voorziet in de bijzondere parkeerregeling. De Parkeerverordening 2002 dient dan ook voor wat betreft dat gedeelte als onverbindend beschouwd te worden, en in verband daarmee dient de vaststelling en uitvoering daarvan als onrechtmatig beschouwd te worden.

 

11.                       De gemeente heeft door de Parkeerverordening 2002 vast te stellen in strijd met de door haar afgegeven garantie een onrechtmatige overheidsdaad gepleegd ten opzichte van de rechthebbenden op het bijzondere parkeersysteem.

 

Vertrouwensbeginsel

12.                       De Hoge Raad heeft in het Ikonarrest d.d. 27 maart 1987, AB 1987/273 uitgemaakt dat de overheid in privaatrechtelijke relaties met haar onderdanen gebonden is aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Ingevolge artikel 3:1, lid 2 AWB zijn de afdeling 3.2 tot en met 3.9 van overeenkomstige toepassing op het handelen van de gemeente in dit verband.

 

13.                       De gemeente heeft door in de Verordening niet langer te voorzien in belanghebbendenparkeren gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel en artikel 3:2 en 3:4 Awb.

 

14.                       Geheel subsidiair wordt aangevoerd dat de gemeente onrechtmatig handelt door de parkeerregeling af te schaffen zonder eisers terzake schadeloos te stellen.

 

Bewijs 

15.                       Eisers bieden bewijs aan door het doen horen als getuigen van de eisers die van het begin af aan betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de bijzondere regeling.

 

MITSDIEN:

 

het de rechtbank behage bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;

de gemeente Amsterdam te verbieden de bijzondere parkeerregeling zoals deze sinds 20 januari 1986 geldt, te beëindigen en/of handelingen te verrichten of besluiten te nemen die de werking ervan te niet doen en/of aantasten en te veroordelen zodanige besluiten te handhaven en/of te nemen dat de parkeerregeling van kracht is en blijft, een en ander met veroordeling van de gemeente Amsterdam in de kosten van dit geding.

 

De kosten dezes zijn voor mij, deurwaarder, €