Gerechtshof te Amsterdam
Rolzitting: 27
januari 2005
Rolnummer:
WIERINGA ADVOCATEN
MEMORIE VAN GRIEVEN
inzake:
1. DE VERENIGING
BEETHOVENSTRAAT
PARNASSUSWEG
2.
Vereniging van
Eigenaren Neptunus,
3.
Hendrikus Johannes Antonius Schröder,
4.
Gert Mosler,
5.
Tjeerd Eernstman,
6.
Gerard Dirk Heij,
7.
Dirk van Mourik,
8.
Hanna Maria Mongard,
9.
Michel
Josef Willem Maria Mutsaerts,
10.
Philip Trudus Noordervliet,
11.
Heleen Carolien van den Berge,
12.
Marleen Brummelkamp,
13.
Augustinus Johannes Gijswijt,
14.
Robert Sylvain Kahn,
15.
Betty Sophie Kahn,
16.
Jan Geert Wichers Hoeth,
17.
Jules Robert Hesse,
18.
Jelle Huite Jacobus
Keij,
19.
Abraham Deen,
20.
Israel Woudstra,
21.
Henriette Louise van der Veen,
21.
Geerte Rozemarijn Jeanette Mazeland,
22.
Wilhelmy Antonette van Driel,
23.
Henk Ruedelsheim,
24.
Rudolf Spiegel,
25.
Geert Jan Vernooy,
26.
Johannes Antonius Jacobus
Luycks,
27.
Hendrik Leendert Johan van den Brink,
28.
Willem Hugo Hintzen,
29.
Maria Johanna Petronella van Spreeuwel,
30.
Maria Aleida Enthoven,
32. Maria Margaretha Helena Lewis,
3 3. Gabrielle Hurwitz,
34. Helene Maria Swiersta,
35. Nanette Maria van Halm,
36. Helene Joan den Dulk,
37. JefNassenstein,
38. Nicole van Gelder,
39.
Jacobus Cornells Johannes Leyten,
40.
Rene Duursma,
41.
Egbert Hendrik Dik
Willems,
42.
Aaltje BijImer-Antons,
43.
Johanna
Cohen de Lara-de Jong;
allen statutair gevestigd of wonende
te Amsterdam,
appe1lanten
advocaat en procureur: Mr. S. Levelt
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE AMSTERDAM
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde
advocaat en procureur: Mr. B.R. Ter Haar
1. De Vereniging Beethovenstraat Parnassusweg en de overige appellanten
(hierna: de Vereniging), eisers in eerste aanleg,
zijn bij dagvaarding van 22
december 2004 in hoger beroep gekomen tegen het vonnis door
de Recht-
bank te Amsterdam gewezen op 6 oktober 2004, met zaaknummer
265717
en rolnummer H 03.1244.
2.
De Vereniging heeft
bij dagvaarding van 6 mei 2003 voor de Rechtbank te
Amsterdam gevorderd de Gemeente Amsterdam (hierna: de Gemeente) te
verbieden de bijzondere parkeerregeling zoals deze sinds 20 januari 1986
geldt te beëindigen en/of handelingen te verrichten
of besluiten te nemen die
de werking ervan teniet doen en/of aantasten en te veroordelen zodanige be
sluiten te handhaven en/of te nemen dat de parkeerregeling
van kracht is en
blijft, een en ander met veroordeling van de Gemeente Amsterdam in de
kosten van het geding. De Rechtbank heeft bij vonnis van 6
oktober 2004 de
vordering van de Vereniging afgewezen en de Vereniging veroordeeld in de
kosten van het geding.
3. De Vereniging kan zich met het vonnis van 6 oktober 2004 en met de gron-
den waarop het vonnis berust, niet
verenigen. De Vereniging is daarom in
hoger beroep gegaan bij Uw
Gerechtshof, en legt bijgaand het volledige
procesdossier van de eerste instantie over, bestaande uit:
1. dagvaarding van 6 mei 2003;
2. conclusie van antwoord van 20 augustus 2003;
3. conclusie van repliek van 15 oktober 2003;
4. conclusie van dupliek van 26 november 2003;
5. aanvullende producties van de Vereniging,
aan de Rechtbank gezonden op 16 maart 2004;
6. Pleitnotities van mr. S. Levelt
van 1 april 2004;
7. Pleitnota van mr. B.R. ter Haar van 1 april 2004;
8. Procesverbaal van de zitting van 1 april 2004;
9. Vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2004.
4. Het beroep van de Vereniging tegen het vonnis van de Rechtbank beperkt
zich in zoverre dat het niet is
gericht tegen de overwegingen van de Recht
bank waarin is bevestigd danwel die tot uitgangspunt nemen dat de garantie
waarop de vordering in eerste
instantie betrekking had, nog steeds geldend
is en de Gemeente daaraan nog steeds gebonden is. Dergelijke bevestigin-
gen c.q. uitgangspunten zijn te
lezen in c.q. volgen uit onder meer de vol-
gende overwegingen:
"In deze procedure handelt het om
de vraag of gedaagde de wijze
waarop invulling aan die garantie wordt gegeven kan
wijzigen"
(sub
5, p. 5, derde volzin)
En:
"Uitgangspunt is dat de
parkeerdruk zoveel mogelijk beperkt wordt
ondanks de nabijheid van het WTC en de
nadien daaromheen verrezen
gebouwen" (sub
11, laatste volzin).
En:
"... nu gedaagde bij de aanleg
van het WTC zich immers verplicht heeft
onevenredige parkeeroverlast zo veel als
mogelijk te beperken aan
welke verplichting ook het stadsdeel
heeft te voldoen" (sub 13, p. 9, tweede volzin).
Voor het overige wordt met dit beroep het geschil in volle omvang aan het Hof voorgelegd.
5. De Vereniging zal eerst de voorgeschiedenis schetsen, en uiteenzetten op
welke gronden haar vordering naar haar mening dient te worden toegewe-
zen. Vervolgens zullen in de grieven
bezwaren tegen afzonderlijke overwe-
gingen in het vonnis van de Rechtbank
worden aangevoerd.
Voorgeschiedenis
6. Voor de Prinses Irenebuurt geldt sinds 20
januari 1986 een bijzonder par-
keerregime. Het bijzondere
parkeerregime is tot stand gekomen met het oog
op de parkeeroverlast ten gevolge van de komst van het World
Trade Centre
(hierna: WTC). De Gemeente heeft
indertijd de garantie gegeven dat de
parkeeroverlast in deze buurt ten gevolge van het WTC c.a. zoveel als mo-
gelijk wordt beperkt (zie Dagvaarding sub 2, 5 en 6, CvR sub 1, Pleitnotities
S. Levelt
sub 1, Producties eerste aanleg 1 t/m 12.)
7. In ruil hiervoor hebben velen het (verdere) verzet tegen de komst van
het
WTC gestaakt. Indien aan de omwonenden niet zou zijn gegarandeerd dat
de parkeeroverlast in de toekomst zo veel als mogelijk zou worden beperkt
en zij niet dientengevolge in het bezit waren van een belanghebbenden-
vergunning, die hen beschermde tegen
overlast van de toenemende parkeer-
druk, zou er aanzienlijk meer en
intensiever verzet zijn gepleegd tegen de
uitbreiding van en rond het WTC. Bij de rechterlijke
beoordeling van be-
stemmings- en bouwplannen heeft de afgegeven garantie
steeds een door-
slaggevende betekenis gehad bij de vraag of de ontwikkelingen rond het
WTC c.a. aanvaardbaar waren met het oog op overlast in de aangrenzende
woonbuurt. (zie Dagvaarding sub 2 en
5, CvR sub 1 t/m 3, Producties eerste
aanleg 1 t/m 12, Pleitnotities S. Levelt sub 1 en 2)
Garantie
8. Met de afgifte van de garantie door de Gemeente en de
aanvaarding daarvan
door de Vereniging kwam een
vaststellingsovereenkomst, danwel een per-
fecte
garantieovereenkomst tot stand. De geldingsduur is niet beperkt tot het
moment waarop de Gemeente beslist daaraan niet meer gebonden te zijn. De
garantie legt een bijzondere inspanningsverplichting op de
Gemeente ten
aanzien van de Prinses Irenebuurt. Ter uitvoering van
de garantie
overeenkomst hebben partijen overeenstemming bereikt over de parkeerre-
geling. (zie Dagvaarding sub 5 en 6, CvR sub 1 en 2, Pleitnotities S. Levelt
sub 1 en 2).
9.
De garantie om de
parkeeroverlast zoveel als mogelijk te beperken in de
Prinses Irenebuurt is
vanwege de specifieke omstandigheden meer dan op
zijn plaats (zie CvR sub 12 t/m
23, Pleitnotities S. Levelt sub 4, 7, en 9).
Deze buurt draagt immers twee uitersten in zich: een
rustige, fraaie woon-
buurt, waarvan er in Amsterdam welbeschouwd geen gelijke te
vinden is
enerzijds en anderzijds de wellicht belangrijkste
concentratie van Neder-
landse
bedrijvigheid in een steeds verder uitdijend woud van kantoorbe-
bouwing. Deze tegenstelling is met de tijd in
hevigheid toegenomen en
zal in de toekomst verder toenemen, zodat de
omstandigheden meer dan
ooit de garantie en het gestand doen daarvan rechtvaardigen.
Opzegging garantie
10.
De Gemeente heeft
het voornemen om het systeem van belanghebbende
parkeren in de Prinses Irenebuurt af te schaffen. De
Gemeente voert onder
meer als reden aan voor het opzeggen, dat het
parkeerregime van de Prinses
Irenebuurt
moet worden gelijk getrokken met het parkeerregime dat in de
rest van Amsterdam geldt. Volgens de Gemeente is het niet
terecht dat deze
ongelijke bevoorrechte behandeling van de bewoners van de
Prinses Irene-
buurt ten opzichte van de overige bewoners van Amsterdam
voortduurt
11.
Voorzover de
Gemeente hiermee beoogt de garantie op te zeggen, wordt
erop gewezen dat de overeenkomst waarin deze garantie is vastgelegd (zie
hiervoor onder "Garantie"),
slechts opzegbaar is op grand van onvoorziene
omstandigheden, die van dien aard zijn dat de Vereniging
naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de over-
eenkomst niet mag verwachten (HR 23 juni 1989, NJ
1991/673, r.o. 3.3).
Dit zal volgens de Hoge Raad in het bijzonder kunnen worden
aangenomen,
wanneer voor deze uitkomst in het licht van die
omstandigheden - waaron-
der ook nieuwe, niet in de overeenkomst verdisconteerde inzichten die tot
een beleidswijziging nopen, kunnen zijn begrepen -
voldoende rechtvaardi-
ging bestaat. Daarbij zal onder meer moeten worden gelet op de aard van de
overeenkomst, de aard van de overheidstaak op de uitoefening waarvan het
overheidslichaam zich beroept, en, wanneer het om een
beleidswijziging
gaat, op de aard en het gewicht van de maatschappelijke belangen die met
die beleidswijziging zijn gediend. Bij het antwoord op de vraag of het hier-
voor geschetste geval zich voordoet, gaat het echter niet om hetgeen waar-
van aannemelijk is dat het gerechtvaardigd kan zijn ter uitvoering van de taak
waarop het overheidslichaam zich
tegenover de vordering tot nakoming
beroept, noch ook om de belangrijke redenen die er kunnen
zijn voor een met
de overeenkomst niet te verenigen beleid. Evenmin kan in dit kader worden
volstaan met het aanleggen van de maatstaf of de Gemeente "in redelijkheid
niet tot" haar bedoelde beleid
"heeft kunnen komen".
12.
Er zijn geen
onvoorziene omstandigheden in de bovenvermelde zin, die de
opzegging van de garantie zouden kunnen
rechtvaardigen (zie Dagvaarding
sub 7, CvR 30 t/m33). Ten tijde
van het afgeven van de garantie was par-
keeroverlast al een zeer bekend fenomeen. In flinke delen van de gemeente
Amsterdam was al betaald parkeren ingevoerd. Ook in de
Prinses Irenebuurt
kwamen toentertijd parkeermeters voor ten behoeve van
betaald parkeren.
(onder meer bij consulaten). Dat de uitbreiding van betaald
parkeren in Am
sterdam een ontwikkeling was, die nog niet ten einde was
gekomen, was
bekend, althans lag in ieder geval in de lijn der verwachting, zodat voor-
zienbaar
was dat het betaald parkeren vroeger of later tevens in andere delen
van de stad zou worden ingevoerd.
13. De Gemeente heeft welbeschouwd geen ander 'nieuw inzicht' aangevoerd
dan dat zij van mening is dat in de gehele stad hetzelfde
systeem dient te
worden gevoerd en dat er een einde moet komen aan de
'bevoorrechte' posi-
tie
van de Prinses Irenebuurt. Ten eerste kan de wens
hetzelfde systeem in te
voeren geen reden zijn de garantie op te zeggen en het belanghebbende par-
keren af te schaffen, gezien de omstandigheid dat binnen de
Parkeerveror-
dening vastgesteld op 25 november 2004 en de
Menukaart Parkeren (pro-
ducties 1 en 2) ruimte bestaat
voor handhaving van het belanghebbende
parkeren (zie hierna ook sub 25 en Pleitnotities S. Levelt sub 40).
14.
Ten tweede is het
invoeren van hetzelfde systeem in de gehele stad geen
doel op zichzelf. Met de instelling van de
stadsdelen en de bevoegdheid van
de stadsdelen om het parkeerbeleid nader in te vullen is
juist diversiteit be-
oogd.
De Gemeente heeft niet aangetoond welke belangen zij hiermee tracht
te behartigen en of deze belangen voldoende zwaarwegend
zijn en geba-
seerd
zijn op 'nieuwe inzichten' als hiervoor bedoeld (zie Pleitnotities S.
Levelt
sub 34 t/m 43). De Gemeente heeft in de loop der jaren bij verschil-
lende gelegenheden, laatstelijk nog in 2003 (zie CvR
sub 4 t/m 11), de ga-
rantie
bovendien herbevestigd, waarmee de Gemeente heeft aangegeven dat
zich naar haar mening geen onvoorziene omstandigheden in bovengenoem-
de zin voordeden.
15.
Sterker nog, de
ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan sedert de invoe-
ring van het belanghebbende parkeren nopen juist tot
continuering van het
systeem en het gestand doen van de garantie. Door het grote
en steeds groter
wordende contrast tussen de rustige woonwijk en de steeds
maar omvang-
rijker wordende kantoorbebouwing is de buurt uniek in Amsterdam en is
van een 'bevoorrechte' situatie geen sprake. Integendeel, de buurt is wat be-
treft parkeeroverlast bedreigender dan ooit tevoren. De kantoorbebouwing
was er bovendien misschien wel nooit gekomen indien de garantie niet was
afgegeven, waardoor het verzet tegen de komst van het WTC
is gestaakt c.q.
de rechterlijke oordelen in het voordeel van de
kantoorbebouwing zijn uit-
gevallen (zie CvR sub 1 en 15 t/m 23, Pleitnotities
S. Levelt sub 4,7, 11 t/m
27)
16.
De parkeerdruk zal
bij het invoeren van een systeem van fiscaal parkeren
navenant toenemen. Deze stelling behoeft geen bewijs.
Het is een feit van
algemene bekendheid dat in Amsterdam de parkeerdruk hoog is, met name
waar zich concentraties van kantoorbebouwing bevinden. In het beoogde
vergunningengebied is de verhouding werkzame personen en
inwoners 1 op
7. Er zijn ruim zevenduizend werknemers. Volgens het A-locatiebeleid kan
niet meer dan een op de tien van deze ruim zevenduizend
werknemers in het
beoogde vergunninggebied de auto in de kantoorbebouwing
parkeren. De
bedrijven zullen bedrijfsvergunningen krijgen, zodat de werknemers ook in
het beoogde vergunninggebied, de Prinses Irenebuurt, kunnen parkeren. De
Prinses Irenebuurt zal bij het opheffen van het
systeem van belanghebbende
parkeren worden overspoeld door auto's van werknemers (al
dan niet met
vergunning) en bezoekers van de aanliggende
kantoorbebouwing, naast de
"normale" toename van parkeerders. In het gebied zijn bovendien grootschalige
voorzieningen gepland, die een verkeersaantrekkende werking zullen hebben.
Hierbij wordt gedacht aan het museum en de woontorens aan de Fred
Roeskestraat). De bewoners zelf zullen de auto niet
of nauwelijks meer kwijt
kunnen (zie CvR sub 15 t/m 23, Pleitnotities S. Levelt sub 11 t/m 27).
17.
Er zijn derhalve
geen onvoorziene omstandigheden, die van dien aard zijn
dat de Vereniging naar maatstaven van redelijkheid
en billijkheid ongewij-
zigde instandhouding van de overeenkomst niet mag
verwachten. Er is der
halve juist temeer reden de garantie te handhaven. De
stelling van de Ge-
meente dat zich wel dergelijke omstandigheden
voordoen, dient gezien de
rechtspraak van de Hoge Raad vol - derhalve niet slechts marginaal - te
worden getoetst (zie Dagvaarding sub 7, CvR
sub 30 t/m 31).
18.
Ook gelet op de
beginselen van behoorlijk bestuur, waaraan het handelen
van de Gemeente ook in civiele geschillen dient te worden getoetst, staat het
de Gemeente niet vrij de door haar gegeven garantie
op te zeggen (zie Dag-
vaarding sub 12 en 13, CvR sub 25
t/m 29, Pleitnotities S. Levelt sub 5).
19.
De
garantieovereenkomst zal dus moeten worden nagekomen (zie Dagvaar-
ding sub 8, CvR sub 41).
Dat de garantie gestand wordt gedaan door het
huidige systeem van belanghebbende parkeren is niet in geschil. Voorzover
de Gemeente het standpunt inneemt dat zij de garantie gestand wenst te doen,
doch dat zij dit niet langer wenst te doen door middel van het systeem van
belanghebbende parkeren maar in het kader van het systeem van betaald parkeren,
dient de Gemeente aan te tonen dat in laatstgenoemd systeem de garantie
daadwerkelijk gestand zal worden gedaan, met name nu dit gemotiveerd wordt
bestreden door de Vereniging (zie Pleitnotities S. Levelt,
sub 43). De bewijslast
rust op de Gemeente. Zolang de Gemeente niet kan aan-tonen
dat een ander
systeem recht kan doen aan de bestaande garantie, kan het huidige systeem niet
worden afgeschaft. Het opzeggen van belanghebbende parkeren levert daarom
wanprestatie op en is onrechtmatig, zolang niet is aangetoond dat en op welke
wijze binnen het nieuw in te voeren systeem de garantie gestand zal worden
gedaan
(zie Dagvaarding sub 8).
Grieven
20. De Vereniging voert tegen het vonnis van de Rechtbank te Amsterdam de
navolgende grieven aan. De voorgaande toelichting geldt steeds tevens als
toelichting op de afzonderlijke
grieven.
Grief 1
21. Ten onrechte heeft de Rechtbank niet als vaststaand aangemerkt dat de
ge-
geven garantie een aantal maal is herbevestigd en dat het belanghebbende
parkeren de juiste invulling is van
de garantie.
Toelichting
22. Volgens onder meer de producties 14, 15, 16, 17, 18 en 19 bij de
procedure
in eerste aanleg is nog eens
herbevestigd dat volgens de Gemeente het be-
langhebbende parkeren noodzakelijk is om ervoor te
zorgen dat de woon-
buurt geen parkeerterrein wordt voor het werkgebied in de directe omge-
ving. Door de Gemeente is dit onvoldoende weerlegd, zodat niet alleen de
garantie, maar ook de herbevestigingen daarvan en het
feit dat de juiste
invulling daarvan het belanghebbende
parkeren is als vaststaand hadden
moeten worden aangemerkt (zie CvR sub 4 t/m 11).
Grief 2
23. Ten onrechte heeft de Rechtbank overwogen in rechtsoverweging I.c.;
"Inmiddels is het systeem van
betaald parkeren in geheel Amsterdam-Zuid
ingevoerd, met uitzondering van de Prinses Irenebuurt.
"
Toelichting
24. In de
aanliggende wijk Buitenveldert geldt, voor wat
betreft het zuidelijk
deel, geen systeem van betaald
parkeren. In het noordelijk deel van Buiten
veldert geldt een systeem van beheerd parkeren, dat een
variant is op het
huidig systeem van belanghebbende
parkeren in de Prinses Irenebuurt. Ove-
rigens bestaat Amsterdam-Zuid
uit meerdere stadsdelen, waaronder Stads-
deel Zuideramstel, waarvan zowel de Prinses Irenebuurt, als Buitenveldert
deel uitmaken.
Grief 3
25. Ten onrechte heeft de Rechtbank overwogen in rechtsoverweging 5:
"Daarbij speelt tevens een rol
of bij het voorgenomen gewijzigde parkeerbeleid
voldoende waarborgen zijn ingebouwd met betrekking tot de (ook uit hoofde
van de garantie) te beschermen belangen van de buurtbewoners"
Toelichting
26. Onder verwijzing naar de toelichting op de hierna volgende grief, zij
erop
gewezen dat de Rechtbank hier uitgaat van een onjuist toetsingskader. Ge-
zien de vaststelling door de
Rechtbank dat de Gemeente de garantie nog
steeds gestand diende te doen,
diende de Rechtbank de vraag te beantwoorden
of de Gemeente heeft aangetoond dat in een ander systeem recht wordt gedaan
aan de garantie.
Grief 4
27. Ten onrechte heeft de Rechtbank overwogen in rechtsoverweging 6:
"Gedaagde
heeft als overheidsorgaan in beginsel de vrijheid haar beleid ten aanzien
van het parkeren in de Prinses Irenebuurt te
wijzigen. Het feit dat het belanghebbende
parkeren in die buurt in overleg met de bewoners tot
stand is gekomen doet hier niet
aan af. Er is, anders dan door eisers is
betoogd, geen sprake van een niet opzegbare
verplichting het belanghebbendenbeleid tot in lengte van dagen te handhaven op
grond
van een tussen eisers en gedaagde tot stand gekomen overeenkomst. Wel zal door
gedaagde
moeten worden aangegeven waarom het algemeen belang tot beleidswijziging noopt en
dat in een zorgvuldig besluitvormingsproces ook de belangen van de buurtbewoners zijn
meegewogen."
Toelichting
28. De Rechtbank legt hier een onjuist
toetsingskader aan. De Rechtbank behandelt dit
geval alsof er sprake is van een 'normale' beleidswijziging, derhalve een
situatie waarin
een gedurende een periode gevoerd beleid op een gegeven moment wordt gewijzigd
zonder dat sprake is van gebondenheid aan een overeenkomst, zoals in casu. Zoals
hiervoor uiteengezet had de Rechtbank moeten
onderzoeken of zich onvoorziene
omstandigheden voordoen, die van dien aard zijn dat de
Vereniging naar maatstaven
van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst
niet
mag verwachten. Dit geldt te meer nu de Gemeente in de loop der jaren bij verschillende
gelegenheden de garantie heeft herbevestigd. Dat de parkeersituatie voor andere
delen
van de stad zou wijzigen was te voorzien en dit
is dan ook geen reden om de garantie,
die indertijd door de Gemeente specifiek voor de Prinses Irenebuurt
is afgegeven,
op te zeggen (zie Dagvaarding sub 7, CvR
sub 30 t/m 33).
29.
Het verstrekken van
de parkeervergunningen voor belanghebbenden en de
bezoekerspassen, wordt door de Gemeente
gekwalificeerd als een opzegbare
duurovereenkomst. De garantie zelf kan echter naar haar
aard nooit een
duurovereenkomst zijn (zie CvR sub 34 en 35). De
garantie is gekoppeld
aan de komst van de bedrijvigheid aan de Zuidas.
Indien al een geldings-
duur aan de gegeven garantie dient te worden gekoppeld dan ligt het eerder
in de reden aan te sluiten bij de duur van instandhouding
van het WTC of
vergelijkbare kantoorbebouwing ter plaatse (zie CvR sub 3).
30.
De Rechtbank is
kennelijk de mening toegedaan dat het beleid van de Ge
meente overeenkomsten zonder meer teniet kan doen, mits de Gemeente
heeft aangegeven waarom het algemeen belang tot
beleidswijziging noopt
en dat in een zorgvuldig besluitvormingsproces ook de
belangen van de
buurtbewoners zijn meegewogen. Hiermee hanteert
de Rechtbank een on-
juist toetsingskader.
Grief 5
31. Ten onrechte heeft de Rechtbank overwogen in rechtsoverweging 7:
"Het is niet onbegrijpelijk dat
gedaagde in haar streven naar duidelijkheid
in de hele stad en dus ook in de Prinses Irenebuurt een uniform parkeerregime
wil. Ten gevolge van de invoering van betaald parkeren in de rest van de stad
zijn de bewoners van de Prinses Irenebuurt meer dan
voorheen bevoorrecht
ten opzichte van ander e bewoners in Amsterdam. Zij hebben ingevolge het
systeem van belanghebbende parkeren het exclusieve recht om in hun buurt
te parkeren, terwijl de leges voor die vergunning aanzienlijk lager zijn dan
elders in de stad. Niet is gebleken van zodanige toezeggingen van gedaagde
jegens eisers dat zij daaraan het gerechtvaardigd vertrouwen konden ontlenen
dat het belanghebbende parkeren in haar huidige vorm tot in lengte van dagen
zou blijven bestaan. Gelet op het voorgaande kan gedaagde naar het oordeel
van de rechtbank in redelijkheid hebben geoordeeld dat het algemeen belang
tot beleidswijziging ten aanzien van het belanghebbende
parkeren noopte."
Toelichting
32.
De rechtbank meent
kennelijk dat een uniform parkeerregime een algemeen
belang is dat tot beleidswijziging ten aanzien van
het belanghebbende par-
keren noopt. Het gelijktrekken van de parkeerregimes in de
gehele stad, kan
geen doel op zich zijn. Met de instelling van de stadsdelen
en de bevoegd-
heid
van de stadsdelen om het parkeerbeleid nader in te vullen is juist diver-
siteit beoogd. De Parkeerverordening 2005 en de
Menukaart Parkeren (pro-
ducties 1 en 2) die zijn
vastgesteld op 25 november 2004 maken diversiteit
mogelijk. Ook het hanteren van een systeem van parkeren voor belangheb-
benden behoort tot de mogelijkheden. Een experiment terzake kan, doordat
hiervoor een amendement op de Menukaart Parkeren is
aangenomen, zonder
wachttijd van een jaar direct worden ingevoerd (productie 3).
33.
De bewoners van de
Prinses Irenebuurt zijn niet bevoorrecht ten opzichte
van andere bewoners in Amsterdam. Gezien de concrete bedreiging van
ernstige parkeeroverlast is de garantie afgegeven.
Zij zijn aldus behoed voor
een ernstiger vorm van parkeeroverlast dan andere bewoners in Amsterdam.
De combinatie van zeer rustige woonbuurt en de concentratie
van kantoor-
bedrijvigheid is uniek in Amsterdam. Er is derhalve geen sprake van be-
voorrechting, laat staan van niet gerechtvaardigde bevoorrechting. In ruil
voor de komst van de grootschalige kantoorbebouwing heeft
de Gemeente
nu eenmaal een speeifieke afspraak met de buurt
gemaakt, waaraan zij zich
heeft te houden (zie Dagvaarding sub 1 en 2, CvR 1 t/m 3, Pleitnotities
S. Levelt
sub 1 en 2).
34.
De Vereniging
heeft zich steeds bereid getoond een verhoging van de leges
voor de bewonersvergunning te accepteren, zodat in
financieel opzicht de
bewoners van de Prinses Irenebuurt geen speciale
positie innemen ten op-
zichte
van de overige (fiscale) vergunninghouders in Amsterdam (zie CvR
sub 43).
35.
De garantie bestaat
uit de toezegging de parkeeroverlast zoveel als mogelijk
te beperken. De Vereniging stelt zich niet op het
standpunt dat zij erop kon
vertrouwen dat het belanghebbende parkeren in haar huidige
vorm tot in
lengte van dagen zou bestaan. Echter, tot op heden is niet
gebleken, laat
staan aangetoond, dat op een andere wijze, en in ieder
geval niet binnen het
systeem van betaald parkeren, de garantie door de Gemeente
gestand zal
worden gedaan.
Grief 6
36. Ten onrechte heeft de Rechtbank overwogen in rechtsoverweging 8:
"Vervolgens komt de vraag aan de
orde of bij de besluitvorming over
de invoering van betaald parkeren in de
Prinses Irenebuurt de belangen
van eisers voldoende zijn meegewogen"
Toelichting
37. Zoals al in de Toelichting bij Grief 4 is gesteld, hanteert de Rechtbank
een
onjuist uitgangspunt, zodat zij de vraag of de belangen van de Vereniging
zijn meegewogen, niet in het juiste kader plaatst. Deze vraag dient te wor-
den beantwoord bij de toets of de
Vereniging naar maatstaven van redelijk-
heid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van
de overeenkomst niet
mag verwachten.
Grief 7
38. Ten onrechte heeft de Rechtbank overwogen in rechtsoverweging 11:
"Bij de beantwoording van de
vraag of de belangen van de bewoners van
de Prinses Irenebuurt
voldoende zijn meegewogen, nu de parkeerdruk in de
loop der jaren in de rest van Amsterdam aanzienlijk
is toegenomen, is niet
het uitgangspunt dat de parkeerdruk in het nieuwe systeem
helemaal niet
mag toenemen."
Toelichting
39. Op de
Gemeente rust de last te bewijzen dat in het door haar gewenste sys-
teem van betaald parkeren de garantie evenzeer gestand wordt gedaan. Dat
met het belanghebbende parkeren de garantie
gestand wordt gedaan staat
vast. Het gaat derhalve niet om de vraag of de parkeeroverlast al dan niet in
enige mate toeneemt. Het gaat om de
vraag of is aangetoond dat ook in het
systeem van betaald parkeren de garantie
dat de parkeeroverlast zoveel als
mogelijk zal worden beperkt, gestand wordt gedaan.
Grief 8
40. Ten onrechte heeft de Rechtbank overwogen in rechtsoverweging 12:
"De door eisers met betrekking
tot het door gedaagde gestelde bezettings-
percentage van 25% van de reeds bestaande betaald parkeerplaatsen
overlegde foto’s weerleggen dit percentage niet. Niet valt in te zien waarom
bij invoering van betaald parkeren in de hele buurt dit bezettingspercentage
zodanig zal oplopen dat er sprake zal zijn van
onevenredige parkeerdruk.
De stelling van eisers dat het gebruik door de
bezitters van ParkAdammer-
tjes en treinreizigers van de parkeerplaatsen zodanig zal toenemen dat
de parkeerdruk onevenredig zal zijn is slechts een veronderstelling die
op grond van de aan de rechtbank overlegde stukken
niet, althans
onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt.
Toelichting
41. De
Rechtbank heeft miskend dat de last op de Gemeente rust om te bewij-
zen dat de garantie bij betaald
parkeren gestand wordt gedaan en dat de par-
keeroverlast, zoals zij stelt, niet,
althans niet substantieel zal toenemen. De
Rechtbank neemt voetstoots van de Gemeente aan dat het bezettingspercen-
tage niet zodanig zal oplopen dat er sprake zal zijn
van onevenredige par-
keerdruk. Deze stellingen zijn echter op geen enkele wijze onderbouwd.
De
Rechtbank neemt voorts voetstoots aan van de
Gemeente dat er een bezet-
tingspercentage van 25% is in de gebieden waar
nu betaald parkeren is. Bo-
vendien gaat het niet om 'onevenredige parkeerdruk" maar
om de vraag of
voldaan is aan de garantie dat parkeeroverlast zoveel als mogelijk wordt
be-
perkt. Tegen de met documenten onderbouwde
bestrijding door de Vereni-
ging, had de Rechtbank de bewijslast bij de Gemeente moeten neerleggen.
Grief 9
42. Ten onrechte heeft de Rechtbank overwogen in rechtsoverweging 13:
"Hetgeen eiser stellen met
betrekking tot het aantal af te geven parkeerver-
gunningen per 10 werknemers dan wel per 250
vierkante meter kantoor-
uimte rechtvaardigt niet zonder meer de conclusie dat - ook als de door het
stadsdeel aangekondigde deling van tariefgebied 2
niet zou plaatsvinden -
een zodanige afgifte van bedrijfsvergunningen zal
plaatsvinden dat de ver-
gunningverlening aan de bewoners in het gedrang komt of de parkeerdruk
in de buurt onevenredig zal toenemen. Bij de vergunningverstrekking zal
gedaagde en met haar stadsdeel Zuideramstel rekening
dienen te houden
met het aantal in de buurt beschikbare
parkeerplaatsen en de vergunning-
verstrekking aan de bewoners. In dat kader is het in
het voordeel van eisers
dat gedaagde "aan de knoppen zit" met
betrekking tot het aantal te ver-
strekken vergunningen, de parkeertijden en de
tariefstelling... "
Toelichting
43. Door de Vereniging wordt gesteld dat de
parkeeroverlast bij het afschaffen van
het belanghebbende parkeren zal toenemen. Het is een feit van algemene
bekendheid dat de parkeerdruk in Amsterdam-Zuid hoog
is. Dit behoeft
geen nader bewijs. De garantie is dat de parkeeroverlast in de buurt zoveel
als mogelijk wordt beperkt. Het feit dat de Gemeente bij vergunningverle-
ning
"aan de knoppen zit" betekent niet dat de garantie gestand wordt gedaan.
Bij de vaststelling van de Parkeerverordening 2005 en het Menu
parkeerregelingen en in de Concept Nota Parkeren in Zuideramstel
(productie
4) is er geen sprake van dat zijdens de Gemeente is
bevestigd
dat bij het hanteren van de bevoegdheden in het
kader van de parkeerregelingen
de garantie gestand zal (moeten) worden gedaan. Integendeel, de Gemeente heeft
al aangegeven de parkeerplekken optimaal te willen benutten en zal daartoe een
maximum aantal vergunningen verstrekken. Gezien de ervaringen in andere
buurten in Amsterdam garandeert het betaald parkeren systeem niet dat de
parkeeroverlast zoveel als mogelijk wordt beperkt. In andere wijken in
Stadsdeel
Zuideramstel, zoals bijvoorbeeld de Rivierenbuurt,
waar dit stadsdeel al jaren
"aan de knoppen zit", is sprake van ernstige parkeeroverlast. Ook deze ervaringen
behoeven geen nader bewijs. Een ieder die in Amsterdam woonachtig is, en
gebruik
maakt van een auto, maakt dit dagelijks mee: het zoeken naar een parkeerplek.
Dat
zal gezien de Zuid-as-ontwikkeling in versterkte mate
plaatsvinden in deze buurt,
deze buurt waaraan nota bene een garantie is afgegeven dat zij hiervan
gevrijwaard
zou blijven.
Grief 10
44. Ten onrechte heeft de Rechtbank overwogen in rechtsoverweging 14:
"Ook overigens is niet gebleken
dat bij de voorbereiding en beoogde invoe-
ring van het betaald parkeren in de Prinses Irenebuurt onzorgvuldig is ge-
handeld. Ook indien niet iedere bewoner in maart 2002 op de hoogte is ge-
steld van het voornemen het parkeerregime te wijzigen duidt het indienen
van bezwaarschriften en entameren van procedures door een groot aantal
bewoners er in ieder geval op dat de buurtbewoners
tijdig op de hoogte zijn
gebracht van het plan betaald parkeren in te voeren.
De in acht genomen
termijn is niet te kort} te minder nu deze termijn reeds twee keer
is verlengd"
Toelichting
45. De Gemeente
heeft bij monde van het stadsdeel wel degelijk onzorgvuldig
gehandeld bij de voorbereiding en de beoogde invoering van betaald parke-
ren in de Prinses Irenebuurt. Terzake wordt verwezen naar het gestelde in de
CvR sub 24 en de Pleitnotities van S. Levelt sub 28 t/m 33. Er is op geen
enkele wijze overleg geweest voorafgaand aan de aankondiging dat het be-
langhebbende parkeren zou worden afgeschaft, ook al
is de Vereniging als
aanspreekpunt zeer goed bekend bij de Gemeente. Uiteindelijk hebben de
meeste bewoners naar aanleiding van
berichten van de Vereniging bezwaar
schriften ingediend tegen de beoogde
invoering van betaald parkeren. De
berichtgeving van de Gemeente was onzorgvuldig. Dat de beëindiging van
het belanghebbende parkeren is uitgesteld was het resultaat van het starten
van een civiel- en bestuursrechtelijke voorlopige voorzieningenprocedure.
Overigens was de termijn ten tijde van het vonnis van de Rechtbank slechts
eenmaal verlengd.
MET CONCLUSIE
dat het het
Hof behage het vonnis waarvan beroep te vernietigen
en opnieuw
rechtdoende, de vordering van de Vereniging toe te
wijzen en de Gemeente
te veroordelen in de kosten van het geding van beide instanties.
Procureur