Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
voorlopige voorzieningen
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 04/4259 BESLU van:
Vereniging Beethovenstraat-Parnassusweg, gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
vertegenwoordigd
door mr. F.C.S. Warendorf,
tegen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuideramstel van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. C.J. Kruissink.
Tevens heeft als partij aan het geding deelgenomen:
NUON Warmte, gevestigd te Duiven,
vergunninghouder,
vertegenwoordigd door H. Medendorp.
1. PROCESVERLOOP
Op 14 september 2004 heeft verzoekster de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van het besluit van verweerder van 15 juli 2004.
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 1 oktober 2004.
2, OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoekster dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Voor zover de toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.
Op aanvraag van vergunninghouder is op 15 juli 2004 een
opbreekontheffing en een tijdelijke objectvergunning verleend voor
het plaatsen van objecten op de openbare weg
reg.nr. AWB 04/4259 BESLU 2
en/of het tijdelijk aan het openbare verkeer onttrekken van een gedeelte van de openbare weg en/of ontheffing tot het opbreken van de wegbedekking respectievelijk het graven in de openbare weg voor perceel Prinses Irenestraat t/o 46 te Amsterdam ten behoeve van een tijdelijke warmtecentrale voor het World Trade Center voor de periode van 1 september 2004 tot 28 mei 2005 (hierna: bestreden besluit). Hiertegen is door verzoekster bezwaar gemaakt en eveneens een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend teneinde schorsing van het bestreden besluit te bewerkstelligen.
De voorzieningenrechter (hierna ook: rechter) overweegt voorts als volgt.
Vooreerst is de rechter van oordeel dat hoewel verzoekster pas na het verstrijken van de bezwaartermijn haar bezwaarschrift heeft ingediend, de termijnoverschrijding verschoonbaar dient te worden geacht, nu redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat verzoekster in verzuim is geweest. Immers, het bestreden besluit is niet door verweerder gepubliceerd en verzoekster heeft eerst kennis genomen van het bestreden besluit op het moment dat er met de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve waarvan de vergunning is verleend, was aangevangen. Verzoekster heeft na deze kennisname op 8 september 2004 zo spoedig mogelijk, te weten op 12 september 2004, bezwaar gemaakt.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting aangegeven dat voor de plaatsing van de objecten een bouwvergunning had moeten worden verleend zodat ten onrechte een tijdelijke objectvergunning aan vergunninghouder is verleend. De rechter beaamt het vorenstaande en ziet hierin aanleiding het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen toe te wijzen en de objectvergunning te schorsen.
Ten aanzien van de verleende opbreekvergunning is de rechter van oordeel dat verzoekster geen procesbelang heeft ter zake, aangezien de opbreekwerkzaamheden reeds plaats hebben gevonden. In zoverre zal het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen dan ook worden afgewezen.
De rechter zal gebruik maken van de bevoegdheid om verweerder in de proceskosten van verzoekster te veroordelen tot een bedrag van € 644,- (1 punt voor het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting x factor 1 x € 322,-). Daarnaast dient verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 232,00 te vergoeden.
Beslist wordt als volgt.
reg.nr. AWB 04/4259 BESLU
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening gedeeltelijk toe; schorst het bestreden besluit voor wat betreft de objectvergunning; wijst het verzoek om een voorlopige voorziening voor het overige af; bepaalt dat de gemeente Amsterdam het door verzoeker betaalde griffierecht ad. € 232,00 (zegge: tweehonderdtweeendertig euro) aan haar vergoedt; veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster begroot op € 644,- (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan verzoekster.
Gewezen door mr. J.J. Bade,
voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C. Haayer,
griffier, en openbaar gemaakt op: 8 oktober 2004
Tegen
deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift
verzonden op: 13 oktober 2004