23. In dit verband wordt er op gewezen dat de eventuele invoering van betaald parkeren in het gehele stadsdeel Amsterdam Zuid (zie sub 11 van de Conclusie van Antwoord) niet relevant is, daar het onderhavige gebied is gelegen in stadsdeel ZuiderAmstel. In dit stadsdeel gelden, afhankelijk van de aldaar heersende situatie, verschillende parkeersystemen variërend van het parkeren voor belanghebbenden tot helemaal geen parkeerregeling. Een vergelijking met andere gebieden (al dan niet gelegen in het stadsdeel) is overigens totaal irrelevant nu in de Prinses Irenebuurt, zoals reeds aangegeven, in de loop der jaren een zeer hoge parkeerdruk is ontstaan, welke situatie niet te vergelijken is met enige andere buurt in Amsterdam. Door het invoeren van betaald parkeren zoals de gemeente wenst, zal een forse parkeeroverlast ontstaan.
Handelen gemeente onzorgvuldig
24. De gemeente heeft de bewoners van de Prinses Irenebuurt, gezien de herbevestigingen van de garantie zoals opgenomen sub 4 tot en met 11, volstrekt overvallen met de mededeling dat de parkeervergunning nog maar voor één jaar zou gelden in plaats van de gebruikelijke twee jaar en dat er geen nieuwe parkeervergunning verstrekt zou worden. Van enig onderzoek waarnaar de gemeente verwijst sub 32 van haar Conclusie van Antwoord is niet gebleken en eisers hebben alleen door middel van het aanhangig maken van extra procedures de parkeervergunning verlengd gekregen met één jaar. Van overleg met omwonenden is geen sprake geweest. Omwonenden is niet om toestemming verzocht, laat staan dat deze is gegeven. Van het meewegen van het aanzienlijke belang van omwonenden bij de gewraakte regelingen is geen sprake geweest! De belangen van de omwonenden zijn in het geheel niet meegewogen bij het vaststellen van de Parkeerverordening 2002.
Het toetsingskader van het handelen van de gemeente
25. De civiele rechter is op grond van artikel 3:1, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gehouden bij de beoordeling van handelen van de overheid
|
||
|
||